Zoek op NL
Sluit

Zoeken op de site

Verschillen in de opleiding tot dierenarts: een onderzoek waarbij eerstegeneratie- en tweedegeneratiestudenten in Duitsland worden vergeleken

Hoewel universitair onderwijs in Duitsland zonder collegegeld is, is de opleidingsachtergrond van de ouders van invloed op de beslissing om te gaan studeren en op de studiekeuze, en hangt samen met de uitdagingen waarmee studenten tijdens hun studie worden geconfronteerd. Er is echter weinig bekend over deze aspecten in de diergeneeskunde. In dit onderzoek worden de verschillen tussen eerstegeneratiestudenten (FGS) en voortgezettegeneratiestudenten (CGS) in de diergeneeskunde onderzocht, evenals de uitdagingen (toelating tot de studie, financiële situatie, zorgen over de toekomst), om vast te stellen of er behoefte is aan ondersteunende maatregelen.

Door Alexandra Gloria Kracht, Marcus Georg Doherr en Katharina Charlotte Jensen* op July 09, 2025

METHODEN: De resultaten van dit onderzoek zijn gebaseerd op een enquête die open stond voor alle Duitse studenten diergeneeskunde in het voorjaar van 2023.

RESULTATEN: De antwoorden van 1.525 studenten werden geanalyseerd (respons 24%). Een aanzienlijk deel van de studenten diergeneeskunde (40%) in Duitsland is FGS. Zij beoordelen hun financiële situatie vaker als slecht (20%) of zeer slecht (7%) dan KGS (slecht: 10%, zeer slecht: 3%). Hoewel FGS en CGS in vergelijkbare verhoudingen werken voor een inkomen naast hun studie (FGS: 71%; CGS: 67%), was de motivatie verschillend: CGS werken vaker om extra geld te verdienen (CGS: 68%; FGS: 49%) en FGS omdat andere inkomstenbronnen ontoereikend zijn (FGS: 34%; CGS: 12%). Een vergelijkbaar deel van de FGS en CGS overweegt vaak of consequent om met de universiteit te stoppen (FGS: 10%; CGS: 11%). In het FSG is dit echter vaker vanwege financiële redenen (FGS: 28%, CGS: 16%). Bijna alle studenten hebben een diploma voor toelating tot de universiteit (97%). De eindcijfers van CGS waren gemiddeld beter dan die van FGS. Meer FGS dan CGS hadden voor hun studie al een beroepsopleiding gevolgd (FGS: 47%, CGS: 30%).

DISCUSSIE: Concluderend kunnen we stellen dat FGS en CGS verschillen in hun eigen opleidingsachtergrond en de financiële uitdagingen in de diergeneeskundige opleiding. Het is daarom belangrijk om een bewustzijn te creëren van de uitdagingen die samenhangen met de sociale achtergrond van studenten diergeneeskunde. Bovendien zijn er ondersteunende diensten nodig om de uitdagingen van FGS (en CGS) tegen te gaan. Er is behoefte aan verder onderzoek naar de associaties tussen de opleidingsachtergrond van de ouders en academisch en professioneel succes in de diergeneeskunde.

Lees HIER meer.