DOEL
Het analyseren van gegevens over sterfgevallen van dierenartsen en studenten diergeneeskunde, waarbij de doodsoorzaak is aangemerkt als zelfmoord of met onbepaalde intentie, van 2003 tot en met 2014.
VOORBEELD
Overlijdensgegevens van 202 dierenartsen en studenten diergeneeskunde.
RESULTATEN
197 diergeneeskundige professionals en 5 diergeneeskundige studenten stierven door zelfdoding of met onbepaalde intentie. Onder de overledenen die werkzaam waren op het moment van overlijden waren de SMR’s voor zelfmoord van mannelijke en vrouwelijke dierenartsen (respectievelijk 1,6 en 2,4) en mannelijke en vrouwelijke diergeneeskundige technici of technologen (respectievelijk 5,0 en 2,3) significant hoger dan die voor de algemene Amerikaanse bevolking, terwijl de SMR’s voor zelfmoord van mannelijke en vrouwelijke dierenartsassistenten of proefdierverzorgers dat niet waren. Vergiftiging was het meest voorkomende doodsoorzaak bij dierenartsen; het meest gebruikte geneesmiddel was pentobarbital. Bij de meeste (13/18) dierenartsen die overleden aan vergiftiging met pentobarbital, vond de doodsoorzaak thuis plaats. Wanneer overledenen met pentobarbital vergiftiging werden uitgesloten van analyses, verschilden de SMR’s voor zelfdoding van mannelijke en vrouwelijke dierenartsen, maar niet van diergeneeskundige technici of technologen, niet significant van de resultaten voor de algemene populatie.
CONCLUSIES EN KLINISCHE RELEVANTIE
De resultaten suggereerden dat hogere SMR’s voor zelfdoding onder dierenartsen toegeschreven zouden kunnen worden aan de toegang tot pentobarbital. Het verbeteren van administratieve controles op pentobarbital zou een veelbelovende zelfmoordpreventiestrategie kunnen zijn voor dierenartsen; voor diergeneeskundige technici of technologen zijn echter waarschijnlijk andere strategieën nodig.