VOORBEELD
5.020 fulltime dierenartsen die hebben deelgenomen aan de 2016, 2017 en 2018 AVMA Census of Veterinarians enquêtes.
PROCEDURES
Gegevens werden verkregen uit tellingen met betrekking tot demografische, werkgerelateerde en onderwijsgerelateerde factoren, en scores toegekend aan items van een professioneel kwaliteit-van-leven instrument ontworpen om CS en compassiemoeheid te meten (dat wil zeggen, BO en STS) werden vergeleken tussen en tussen verschillende demografische en werkgelegenheidsgroepen.
RESULTATEN
In totaal had 35,5% van de dierenartsen een lage CS-score, 50,2% een hoge BO-score en 58,9% een hoge STS-score. Gecontroleerd voor andere variabelen, was een hoge studieschuld geassocieerd met lage CS, hoge BO en hoge STS scores. Dierenartsen die ≥ 75% van hun tijd werkten met honden of katten hadden hogere BO en STS scores dan degenen die < 25% van hun tijd besteedden. Dierenartsen met meer ervaring en een hoger jaarinkomen hadden hogere CS scores en lagere BO en STS scores. Vrouwen hadden hogere BO en STS scores dan mannen, maar er werden geen sekseverschillen waargenomen in CS scores.
CONCLUSIES EN KLINISCHE RELEVANTIE
Er werden verschillende variabelen geïdentificeerd waardoor dierenartsen een hoger risico lopen op compassiemoeheid en lage CS dan anderen. Deze bevindingen kunnen nuttig zijn bij de ontwikkeling van middelen en gerichte initiatieven om het welzijn van dierenartsen te ondersteunen en te verdedigen. Lees HIER meer.